Fietsen in het museum

Afgelopen week is mijn pleidooi voor meer aandacht voor fietsgeschiedenis in Nederlandse musea gepubliceerd. Het stuk gaat terug op een voordracht voor het Berlijnse T2M Congres gewijd aan ‘Transport and Mobility on Display’  (2011). Een iets anders opgezette Engelse versie verscheen al eerder in het Journal of Transport History (2012). De Nederlandse versie is getiteld ‘Fietsen in het museum’ en verscheen in een gevarieerde bundel onder redactie van Frank Huisman, Nico Randeraad en Georgi Verbeeck, Geschiedenis is overal (Wereldbibliotheek 2013).

Enkele passages:

geschiedenis is overal coverb

“‘Dit hoofdstuk is ontstaan uit verwondering over het ontbreken van een publieke plek in ons land waar de geschiedenis van het Nederlandse fietsgebruik getoond en gevierd wordt. Dit fietsgebruik is een uniek, beeldbepalend en internationaal bewonderd verschijnsel. Van heinde en ver komen beleidsmakers, verkeersplanners en fietsactivisten naar Nederland om met eigen ogen te zien hoe in een modern, welvarend westers land burgers voor meer dan een kwart van hun verplaatsingen gebruikmaken van de snelle, stille, schone en gezonde tweewieler en aldoende hun steden bereikbaar en leefbaar houden. Dit fenomeen kan alleen goed begrepen worden vanuit historisch perspectief, gegroeid als het Nederlands fietsgebruik is uit het samengaan van internationale trends en nationale tradities, van collectieve gewoonten en bewust uitgedragen idealen, van overheidsbeleid en de inzet van actiegroepen en sociale bewegingen, van een speciale fietsinfrastructuur en een historisch ontwikkelde fietscultuur.”‘

“‘In 2009 deed een student geschiedenis nog het voor de hand liggende voorstel om in een toekomstig Nationaal Historisch Museum ook een fietszaal in te richten, maar met het definitieve einde van het NHM is ook dit plan van de baan. Zelfs in de ‘Canon der Mobiliteit’ (2008) en de ‘Canon Ruimtelijke Ordening’ (2010) werden fiets noch fietspad uitgelicht als de canonieke Nederlandse verschijnselen die ze in de ogen van veel buitenlanders zijn. In een recente gids van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed over ‘historische wegen’ worden autosnelwegen uitgebreid besproken maar ontbreekt elke verwijzing naar de bijzondere Nederlandse fietsinfrastructuur. Er is een Nederlandse stichting voor het behoud van mobiel erfgoed, die in 2006 in opdracht van de toenmalige staatsecretaris van Cultuur en met medewerking van een indrukwekkende hoeveelheid deskundigen een ‘beleids­instrument’ heeft gepubliceerd ten behoeve van het behoud van historische auto’s, schepen, treinen en vliegtuigen, maar in haar publicaties het meest karakteristieke Nederlandse vervoermiddel van de afgelopen eeuw over het hoofd ziet. Het Nijmeegse Velorama, het enige Nederlandse museum dat gewijd is aan fietsgeschiedenis, is een niet-gecertificeerd, particulier museum waarvan de zeer rijke en waardevolle collectie vooral de technische ontwikkeling van de fiets laat zien in plaats van de (nationale) geschiedenis van het fietsgebruik. Plannen voor een fietsmuseum in Oldenzaal zijn uitsluitend gericht op de wielersport.”‘

“Voor wie zich bewust is van de geschiedenis van de Nederlandse fietscultuur, is geen fietspad in dit land meer op zijn plaats dan dat dwars door het Rijksmuseum. Dat de dienstdoende museumdirecteuren deze fietsdoorgang niet op zijn symbolische waarde hebben weten te schatten, pleit eens te meer voor een eigen museum voor de fiets.”